Het spel van een baby – door Wietske van Vembde

“Wel jammer dat ze nog niet speelt”, zei mijn vriendin. Ik was op kraamvisite om haar te feliciteren met de geboorte van haar dochter en we hadden het over wat het meiske inmiddels doet. Lachen, kraaien, trappelen met de beentjes en zwaaien met haar armpjes: dat kon ze volop. Maar de rammelaar die mijn vriendin in de box had gelegd, bleef onaangeraakt en ook de mobile aan het hengsel van de maxi-cosi werd niet gebruikt. En dus – zo was haar conclusie – speelde haar dochter nog niet.

Dieren spelen als oefening om te overleven

Wanneer we spel zien, herkennen we het direct als ‘spel’. Niet alleen mensenkinderen spelen, ook veel dierenkinderen spelen; denk maar aan puppy’s, lammetjes of dolfijnen. Wanneer er geen gevaar op de loer ligt, geen sprake is van ongemak (zoals honger/dorst) en ziekte, zal je ze zien spelen. Stoeien, achter elkaar aan jagen, springen, botsen, krachten meten… Dit spelen van jonge dieren is in feite een oefening voor het volwassen leven later, waar daadwerkelijk gejaagd wordt en waar krachten meten bepalend is voor wie de heerser in het territorium is. Spelen is dus niet ‘lanterfanteren’, het is bittere noodzaak om later als volwassen dier te kunnen overleven. 

Spelen = leren

Voor mensenkinderen is de noodzaak om te spelen minder goed zichtbaar. We hoeven niet meer achter buffels aan te jagen of in bomen te klimmen om bessen te plukken. Toch is ook ál het spel van (jonge) kinderen een oefening voor het latere leven: onder de tafel kruipen, geeft informatie rond ruimtelijk inzicht, afstand en lichaamsgrootte. Spelen met water, zand en steentjes geeft informatie over de eigenschappen van verschillende materialen en wat je er wel en niet mee kunt doen. Samen rollenspel spelen, betekent in een andere rol stappen, empathisch vermogen inschakelen en afspraken maken en je eraan houden. Hartstikke belangrijk dus. 

Voor een pasgeboren baby is alles nieuw

Maar wat heeft dat nu van doen met het dochtertje van mijn vriendin? 

Pasgeboren baby’s drijven nog op hun instinct van overleven, en moeten alles nog onderzoeken, ontdekken en begrijpen. Net als bij bijvoorbeeld leren lopen, zit in de ontwikkeling van spelen ook een volgorde. Voordat een baby een rammelaar kan vastpakken, moet de spierspanning in zijn arm groot genoeg zijn om het speeltje daadwerkelijk op te kunnen tillen. Ook moet een kind de rammelaar zien en deze moet op de juiste afstand om hem te kunnen kan pakken. 

Bedenk dat voor een baby álles nieuw is en dus onderzocht moet worden: “Wat zijn dat voor een uitsteeksels aan het eind van mijn arm?”. 

Onderzoek begint dichtbij, en gaat steeds een stapje verder bij het eigen lijf weg. Voordat de rammelaar in beeld komt, zal de baby eerst zijn eigen handen onderzoeken, voelen en de mogelijkheden van zijn handen en vingers verkennen. Nadat de baby dit verkend heeft en het voor hem bekend is, zal het verder op onderzoek gaan. Net een beetje verder weg. Dat is het moment dat hij de rammelaar – mogelijk – ziet. 

Jonge baby’s beleven volop plezier aan hun eigen lijf en de mogelijkheden die het biedt. Bewegen met de armen, trappelen met de benen, bellen blazen van speeksel. De rest van de wereld bestaat nog niet, daarvoor beleven ze nog te veel plezier aan de directe wereld om zich heen. Dit komt pas na verloop van tijd, als de directe wereld bekend is geworden. Geef de baby gerust de tijd om zijn eigen lijf en mogelijkheden te verkennen, de rest van de wereld komt vanzelf.

Hoeveel speelgoed – een rekentrucje

Hoeveel speelgoed heeft een baby nodig om mee te spelen? Deskundigen zijn van mening dat tot 24 maanden de volgende formule geldt: 1/3 van het aantal maanden dat een baby oud is. Voor een baby van 3 maanden volstaat dus 1 speeltje. Natuurlijk heeft een baby doorgaans al meer speelgoed, doseren is hierbij dus het sleutelwoord. 

Wietske van Vembde,  specialist voorschoolse educatie Ska Kinderopvang en spelkundige 

w.vanvembde@ska.nl

 

Meer nieuws & blogs